Blijft u graag op de hoogte van ontwikkelingen?
In onze gratis whitepapers delen wij informatie over de nieuwe regels van de wetgeving, innovaties binnen analyses en vertellen wij over de digitalisering van de markt.
Om voedselveiligheid te waarborgen is analyse op contaminanten in humane voeding en diervoeding van groot belang. Er wordt over een contaminant gesproken wanneer er chemische verontreinigingen voorkomen in voedingsmiddelen die er van nature niet in behoren of doordat contaminanten in de natuur voorkomen en als een bedreiging gezien worden voor de volksgezondheid.
Afhankelijk van het type voedingsmiddel is het van belang te testen op bepaalde contaminanten. Verontreinigingen of contaminanten in levensmiddelen worden voornamelijk beschreven in de EU richtlijn 1881/2006. Naast deze richtlijn zijn nog zijn er meerdere normen relevant voor meer specifieke voedingsmiddelen. Bijvoorbeeld de Europese richtlijn 2015/1933 die gericht is op polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK’s) in cacoavezels, bananenchips, voedingssupplementen en kruiden.
Voor de diervoederindustrie is GMP+ en de EU richtlijn 2002/32 van belang voor het analyseren van contaminanten en het vastleggen van toegestane waarden voor diervoer.
Nutrilab heeft de mogelijkheid een groot aanbod aan contaminanten te analyseren.
Zware metalen in zowel diervoeding als humane voeding zijn voornamelijk kwik, lood, arseen en cadmium. Wanneer voeding in blik wordt bewaard is de analyse op tin altijd van belang. Een teveel aan zware metalen kan schadelijk zijn voor de gezondheid en dient te worden voorkomen.
Zware metalen komen in het milieu door bijvoorbeeld winning van mineralen, meststoffen en het lozen van ongezuiverd afvalwater. Zware metalen kunnen hechten aan klei. Hierdoor worden rivieren en oceanen vervuild en zullen de zware metalen ook in vissen terecht komen. Op het land betekend dit dat planten de zware metalen opnemen uit de bodem en water. Dieren kunnen zware metalen binnenkrijgen door het voer en water. De metalen blijven in het dier achter, waardoor vlees en andere dierlijke producten dit ook kunnen bevatten.
Door allerlei wettelijke maatregelen wordt de hoeveelheid zware metalen in het milieu teruggedrongen. Om te waarborgen dat een product voldoet aan de gestelde normen dienen deze te worden geanalyseerd.
Mycotoxines zijn toxines afkomstig van micro-organismen zoals schimmels. Voor zowel de diervoeder industrie als de humane voeding zijn analyses hierop van groot belang. Factoren die van invloed zijn op de schimmelgroei zijn onder andere het weer, de bemesting, vruchtwisseling (te weinig vruchtwisseling kan schimmelvorming in de hand werken), de grondbewerking en de opslag van een product.
Aflatoxine is de meest bekende mycotoxine en wordt geproduceerd door de schimmels Aspergillus flavus en A. parasiticus. Hiervan zijn de vormen aflatoxine B1, B2, G1 en G2 van belang. Aflatoxine wordt standaard geanalyseerd in diervoeders, aardnoten, noten, gedroogde vruchten, granen (en afgeleide producten daarvan), mais, rauwe melk, specerijen en kruiden, zuigelingenvoeding.
Naast alfatoxine kennen we ook nog patuline (appelproducten), deoxynivalenol (DON), zearalenon, ochratoxine, fumonisinen (B1 en B2), T-2 en HT-2-toxine.
Deoxynivalenol wordt geproduceerd wordt door schimmels van het geslacht Fusarium. Vooral Fusarium graminearum en Fusarium culmorum die op vele graansoorten voorkomen produceren deoxynivalenol. Het toxine wordt geproduceerd gedurende de teelt, maar ook na opslag van het graan.
Fumonisine is een mycotoxine dat geproduceerd wordt door verschillende schimmels die tot het geslacht Fusarium behoren. Er zijn een tiental verschillende soorten fumonisine toxinen bekend. Hiervan is fumonisine B1 het meest geproduceerde type. Fumonisinen komen voornamelijk voor in sorghum en maïs.
Ochratoxine is een mycotoxine dat acuut toxische of chronisch toxische effecten (ochratoxicose), teweeg kan brengen bij opname door mens en dier. Ochratoxine wordt geproduceerd door schimmels die tot de Aspergillus en Penicillium soorten behoren. Ochratoxine A komt wereldwijd voor op veel verschillende type producten.
Patuline is een mycotoxine die door schimmels van het geslacht Penicillium, zoal Penicillium expansum, geproduceerd wordt. Het komt voornamelijk voor in appels, peren en andere vruchten. Als men wil voorkomen dat patuline in vruchtensap wordt aangetroffen dan moeten aangetaste vruchten uit gesorteerd worden. Verhitten of bevriezen heeft geen invloed op het patulinegehalte. wel kan men door fermentatie en patuline deactiveren.
T-2 en HT-2 toxine komem voor in maïs gerst, rogge, haver en tarwe, maar ook in gras en hooi. Deze toxines worden tevens geproduceerd door schimmels die tot het geslacht Fusarium behoren.
Zearalenon is een mycotoxine dat geproduceerd wordt door verschillende schimmels die tot het geslacht Fusarium behoren. Het toxine wordt wereldwijd aangetroffen in verschillende soorten graan zoals maïs, gerst, haver, tarwe, rijst en sorghum. Zearalenon heeft een oestrogene werking en veroorzaakt bij mens en dier vruchtbaarheidsstoornissen. Vooral varkens zijn gevoelig voor zearalenon.
3-MCPD (3-monochloorpropaan- 1,2-diol) komt van nature niet in deze producten voor, maar ontstaat tijdens het productieproces. Wanneer zoutzuur wordt gebruikt voor de hydrolyse van proteïnen ontstaat 3-MCPD. Daarnaast ontstaat 3-MCPD bij de raffinage van plantaardige oliën. De grootste bronnen van 3-MCPD zijn sojasaus en gehydrolyseerd plantaardig eiwit. Normen voor 3-MCPD zijn vastgesteld in EG 1881/2006.
Dioxines en PCB’s (polychloorbifenylen) zijn een groep chemische stoffen die onder andere kunnen ontstaan tijdens verbranding en komen zo in het milieu. Deze stoffen kunnen in voeding van zowel mens als dier terecht komen. Voor landdieren geldt dat grond dat onbedoeld gegeten wordt bij grazen of scharrel een belangrijke bron is. Voor humane voeding geldt dat eieren, melk en vlees een bron van dioxines en PCB’s zijn. Deze stoffen hopen zich op in het vetweefsel van het lichaam en breken langzaam af. In de Europese Unie zijn normen opgesteld voor dioxines en PCB’s in diervoeder en voedingsmiddelen.
PAK’s zijn polycyclische aromatische koolwaterstoffen. Deze stoffen ontstaan onder andere tijdens het bereiden van producten, bij het roken van een sigaret of kunnen in de natuur onbedoeld voor komen na bijvoorbeeld een vulkaanuitbarsting. De stoffen ontstaan wanneer organische producten onvolledig verbranden. PAK’s hebben een carcinogeen effect en dienen om deze reden zo min mogelijk geconsumeerd te worden. De richtlijn 1881 stelt eisen aan oliën en vetten, gerookte vlees- en visproducten, schaaldieren en zuigelingen voeding.
Pesticiden zijn gewasbeschermingsmiddelen die worden gebruikt bij de teelt van gewassen. Deze middelen beschermen het gewas tegen ziekten en plagen. De residuen van de pesticiden mogen niet schadelijk zijn voor de gezondheid. De eisen voor de pesticiden zijn vastgelegd in een Europese database. De database bevat de (o.a.) de eisen wat betreft het maximaal toegestane gehalte van de desbetreffende pesticide in een product; de MRL oftewel Maximum Residue Level. Klik hier om direct naar de database te gaan.
Wij komen graag bij u op bezoek om uw kwaliteitsvraagstukken te bespreken.
Adviesgesprek plannenIn onze gratis whitepapers delen wij informatie over de nieuwe regels van de wetgeving, innovaties binnen analyses en vertellen wij over de digitalisering van de markt.
Powered by Wallbrink Crossmedia